Tzimbalo

De grote familie van de giftige nachtschades (Solanaceae) heeft een aantal bekende eetbare familieleden, zoals de aardappel, tomaat, chilipeper en aubergine), maar er zijn ook een aantal soorten die hier nog volstrekt onbekend zijn. Een voorbeeld van die onbekende soorten is de tzimbalo (Solanum caripense).
Het fruit lijkt zoveel op dat van de pepino (Solanum muricatum), dat men gelooft dat de laatste wel eens de verloren gegane wilde voorouder van de tzimbalo kan zijn. Beide zijn meerjarige planten en kunnen een hoogte bereiken van een meter. De heldergroene bladeren zijn bedekt met fijne haartjes en ze doen daarmee sterk denken aan de bladeren van een tomatenplant.

De tzimbalo wordt zelfs in zijn thuislanden Colombia, Ecuador, Bolivia, Peru en Chili maar spaarzaam geteeld, maar er blijkt licht aan het einde van de tunnel te zijn. De soort is ontdekt door zogenaamde heirloom telers in de rest van de wereld, waardoor er recent enkele cultivars beschikbaar zijn gekomen. Ook in ons land zijn er enkele mensen die zich met enthousiasme op de tzimbalo gestort hebben.

Gelukkig houdt de tzimbalo van wat gematigde klimaten en zal het dus ook goed doen in Nederland en België. Toch houdt hij specifiek wel van een warme en vorstvrije omgeving. Zowel de tzimbalo als de pepino dragen hun fruit één of twee jaar na het zaaien. De vruchten zijn ronde, ovale of peervormige bessen met een doorsnede van zo'n twee centimeter. Ze rijpen van geel tot lichtgroen en hebben een paarse bestreping. De tzimbalo – en hier zie je het verschil tussen de wilde en de getemde variant – is iets sappiger en meer friszoet dan de pepino. De smaak wordt vaak omschreven als een combinatie van komkommer en meloen.

Wil je de tzimbalo eens proberen op te kweken dan kun je hier de zaadjes bestellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten